Wet rechtspositie ministers en staatssecretarissen
Wet van 2 december 1993, houdende regeling van de rechtspositie van ministers en staatssecretarissen
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de rechtspositie van ministers en staatssecretarissen wettelijk te regelen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Artikel 1
1
De bezoldiging van ministers wordt bepaald op 10.123,39 per maand. De bezoldiging van staatssecretarissen wordt bepaald op 9501,91 per maand.
2
Indien de bezoldiging van het burgerlijk rijkspersoneel wordt gewijzigd en wordt bepaald dat die wijziging een algemeen karakter draagt, wordt bij algemene maatregel van bestuur met ingang van de datum, waarop die wijziging ingaat, de bezoldiging van ministers en staatssecretarissen dienovereenkomstig gewijzigd, onder nadere vaststelling, voor zoveel nodig, van de in het eerste lid genoemde bedragen.
3
Indien aan het burgerlijk rijkspersoneel een eenmalige uitkering wordt toegekend, ontvangen ministers en staatssecretarissen deze op gelijke voet.
Artikel 2
1
Boven en behalve de bezoldiging, bedoeld in artikel 1, ontvangen ministers en staatssecretarissen op de voet van de regeling voor het burgerlijk rijkspersoneel een vakantie-uitkering en een eindejaarsuitkering.
2
Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld ten aanzien van:
a
de voorzieningen die aan de ministers en staatssecretarissen ter beschikking worden gesteld en noodzakelijk zijn voor de vervulling van hun ambt;
b
een vaste vergoeding voor de kosten van voorzieningen die voor eigen rekening van de ministers en staatssecretarissen komen en door hen mede worden aangewend ten behoeve van de vervulling van hun ambt.
3
Onder de in het tweede lid, onder a, bedoelde voorzieningen zijn in ieder geval begrepen die met betrekking tot verhuizing en verblijf, beveiliging, informatie en communicatie, binnenlandse en buitenlandse dienstreizen en vervoer.
Artikel 3
Na het overlijden van een minister of staatssecretaris wordt op de voet van de regeling voor het burgerlijk rijkspersoneel een uitkering toegekend.
Artikel 4 [Vervallen per 17-07-2002]
Artikel 5
[Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]
Artikel 6
Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.
Artikel 7
Deze wet wordt aangehaald als: Wet rechtspositie ministers en staatssecretarissen.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven te 's-Gravenhage, 2 december 1993
Beatrix
De Minister van Binnenlandse Zaken,
c
I. Dales
Uitgegeven de dertigste december 1993
De Minister van Justitie,
e
M. H. Hirsch Ballin